Fiza

Ongeveer twee jaar geleden reed ik in het voorjaar uit Nederland naar de Morvan in Frankrijk en zoals altijd moest ik kiezen tussen de route over Dijon en die over, of eigenlijk langs Beaune. Die dag werd het Dijon. Bij het verlaten van die mooie stad stopte ik bij een van de groenten- en fruitstalletjes tegenover het Lac Kir, waar je eigenlijk al in Plombières (les Dijon) bent. Wat ik toen precies kocht bij het oude vrouwtje dat het stalletje beheerde, weet ik echt niet meer, maar het staat me bij dat het allemaal smakelijk en vooral ook vers was. Zo vaak rijd ik daar niet langs en ik vergat het plekje een beetje en ik stond ook een keer voor een neergelaten rolluik, want het stalletje had geen vaste openingstijden, leek het.

Ongeveer een jaar later, het zal begin april zijn geweest, had ik voor het eerst sinds maanden weer eens de racefiets in orde gemaakt. Banden goed opgepompt, ketting schoon gemaakt en gesmeerd, remmen en bevestiging van de wielen gecontroleerd enz. De collant aangetrokken want hoewel het mooi zonnig weer was, leek het toch nog tamelijk frisjes. Zo vroeg in het seizoen heb ik altijd enige afkeer van en angst voor de lange hellingen van de Morvan en dan mag ik hier graag een route langs een kanaal opzoeken; het Canal de Bourgogne ligt dan zeer voor de hand. Een goed geasfalteerd fietspad langs leuke, afwisselende plekjes en mogelijkheden te over om de aanvankelijk uitgestippelde tocht in te korten. Dit keer was ik met de fiets achterin de auto naar Sombernon gereden, daar vandaan op de fiets naar Pont-de-Pany en vervolgens rustig peddelend langs het kanaal naar Dijon. Ter hoogte van Fleury-sur-Ouche had ik het meegenomen boterhammetje al op en na het rondje Lac Kir bekroop mij het gevoel dat ik voor de terugweg toe was aan wat meer energievoorraad in het lijf en op dat moment dacht ik weer aan het stalletje aan de uitvalsweg. Ik stak die weg over, niet zonder gevaar voor het leven overigens en vervolgde mijn weg op een strookje asfalt in erbarmelijke staat dat ter plaatse verplicht fietspad is. Hotsebotsend door kuilen en over bulten bereikte ik het stalletje dat nu wel degelijk open was. Op het eerste gezicht leek de uitgestalde waar niet erg fris en vers, maar uit ervaring weet ik dat je in Frankrijk niet op het uiterlijk moet afgaan. Fruit en groente ziet er in Nederland meestal veel aantrekkelijker uit maar de smaak is in Frankrijk meestal veel beter. Ik zag niemand in het stalletje die me zou kunnen helpen en als ik in Nederland zou zijn geweest, had ik allang “volk” geroepen, geduld is niet mijn sterkste kant. De Franse tekst schoot me niet zo gauw te binnen, “peuple” was het niet, zoveel was zeker. Juist op het moment dat ik wist dat je in zo’n situatie roept “hola, quelqu’un” dook opeens vanachter een stapel dozen een jonge vrouw op, bijna dus als een duveltje uit een doosje. Als ik zou mogen schatten hooguit vijfentwintig, klein, nog geen 1 meter 60, slank, om niet te zeggen mager, kort zwart haar, een heel smal gezicht, donkere, fonkelende ogen, een stralende glimlach en een mooi, lichtbruin velletje dat een afkomst verraadde rond de Middellandse zee, Marseille bij voorbeeld. Eigenlijk had ik aan één banaan meer dan genoeg en veel bagageruimte bood mijn fietsshirt niet, maar om haar niet al te zeer teleur te stellen, bestelde ik twee bananen. Ze straalde alsof mijn geringe aankoop haar hele dag had goed gemaakt, waarbij haar neus een beetje krulde. Op de weg terug naar Sombernon dacht ik een paar keer met plezier terug aan de korte onderbreking van mijn fietstocht. Somber? Non!

Weken later, toen ik weer eens van Dijon naar Autun reed, maar nu lui en comfortabel in de auto, herinnerde ik me vlak voor de oprit naar de A38 het stalletje en dus stopte ik op het laatste moment en daar was ze weer, net zo stralend als in mijn herinnering. In haar ogen bespeurde ik duidelijk de blijde herkenning, die ze ongetwijfeld voor iedere klant paraat had, maar dat deerde me niet. De zomer deed al een paar dagen zijn best om de lente waardig op te volgen en het was dan ook heerlijk warm weer. Ze droeg een zwart mouwloos hemdje, niet veel meer dan een Janus en Tilanus-ding en de combinatie met de lichtbruine huid vond ik prachtig. Toen ze met die watervlugge, een beetje vuile vingers het wisselgeld overhandigde, viel me op dat ze heel kleine handen had. Ze lachte extra charmant, verbeeldde ik me en sindsdien stopte ik altijd bij het stalletje om iets van de gezonde waar in te slaan, ook als ik niet echt iets dringend nodig had. Op een dag vroeg ik haar naam. “Fiza”, antwoordde ze onmiddellijk en blijmoedig, een flitsende naam, die heel goed bij haar paste.

Op een dag barstte er een hevige regenbui los, toen ik in alle zakken zocht naar gepast geld. Schuilend onder het afdak voerden we een kort gesprek. Op mijn vragen deelde ze mede dat ze uit Tunesië kwam, niks Marseille dus en ze was bijna 33, helemaal verkeerd geschat dus door deze expert. Fiza scheurde een trosje druiven in tweeën en gaf mij de helft en we stonden daar zo genoeglijk te keuvelen en druiven te eten, dat ik het jammer vond dat de bui opeens op hield.

Het zal ongeveer de twaalfde keer zijn geweest dat ik de auto stopte voor het stalletje en me met zo jeugdig mogelijke tred naar de stapels groentekisten repte. Ik was er al een tijdje niet geweest omdat ik me door de plaatselijke autoriteiten een paar keer had laten omleiden, net als de weg, waardoor je Dijon vanuit het noorden letterlijk links laat liggen. Maar die dag had ik heel bewust weer de oude route genomen, langs de Ikea, over de singels, langs het bruine Total-station, waar je zo goedkoop kunt tanken en kort voor het station van de SNCF rechtsaf. Rechts de rotsen met het afgrijselijk lelijke, pompeuze monument van La Grande Guerre, daarna de kruising met de stoplichten waar je rechtsaf gaat naar Talant, links het Lac Kir et voilà. Zoals altijd kocht ik wat groenten en fruit en – zoals altijd – was dat iets meer dan ik nodig had en beduidend duurder dan in de supermarché en – zoals altijd – glimlachte Fiza me stralend tegemoet. Nadat ik had betaald gebeurde er iets waarop ik in het geheel niet had gerekend. Ze wipte vederlicht als een vogeltje over het primitieve toonbankje, sloeg twee magere, bruine armen om mijn hals en gaf me twee gros bisous. “Merci et au revoir” zei ze erbij en ik stamelde onhandig “de rien, je t’en prie (helemaal naar waarheid), au revoir et à la prochaine.” Daar antwoordde ze niet op. Onderweg verbeeldde ik me dat ik nog lang haar geur rook, een combinatie van olijfolie, appels, peren en mandarijnen.

Ongeveer een maand later fietste ik weer het rondje Canal de Bourgogne / Dijon / Lac Kir. Ik stak weer de uitvalsweg over, bereikte wonder boven wonder weer veilig de andere kant, stuiterde over het nog iets slechter geworden fietspad en zag … niets. Op het rolluik van Fiza’s stalletje hing een stuk karton, waarop met grote hanenpoten was geschreven “à Louer”. De omleiding over de nieuwe rondweg van Dijon had Fiza’s negotie grondig om zeep geholpen, wist ik meteen. En opeens begreep ik ook dat ze mij een maand geleden die paar dikke kussen ten afscheid had gegeven.

Ik schat dat ik daar ongeveer een halve minuut zinloos en doelloos heb gestaan, alvorens de weg weer over te steken, zonder problemen, ondanks mijn afdwalende gedachten. En terwijl ik langs het kanaal naar Pont-de-Pany reed, waar ik de auto had geparkeerd, realiseerde ik me dat er alweer een tijdperkje was afgesloten; zo gaat het in het leven.

Als ik voortaan ergens in Frankrijk een groenten- en fruitstalletje zie, zal ik vast nog vaak denken aan dat meisje uit Tunesië. Maar het zal slijten, ongetwijfeld. Het ga je goed, Fiza.

auteur: Henk van Grondelle