Franse zangers

In het lied van Harry Bannink op de schitterende tekst van Annie M.G. Schmidt ‘Op een mooie Pinksterdag’ maakt de vader zich zorgen over zijn nu nog kleine meid met wie hij vredig in het park wandelt. Immers: Morgen kan ze zwanger zijn, ’t kan ook nog vandaag, ’t kan van de behanger zijn of van een Franse zanger zijn of iemand uit Den Haag.
Onduidelijk is wie de zaak erger maakt: de behanger, een Franse zanger of de Hagenaar. Wat is er toch met Franse zangers? Onwillekeurig denk je dan aan types als de onlangs overleden Johnny Hallyday, maar die had Annie vast niet voor ogen. Ik ook niet, het gaat hier over andere zangers.

Niet lang nadat wij ons, jaren geleden, in de Bourgogne hadden gevestigd word ik gevraagd mee te zingen in een plaatselijk gemengd koor in het naburige stadje. Van mijn buurvrouw had men begrepen dat ik als baszanger enige ervaring had en die konden ze wel gebruiken. Waarom ook niet, het is een goede manier om je Franse kennissenkring uit te breiden en deel te nemen aan het culturele leven van de nieuwe woonomgeving. En dus meld ik mij op een avond bij het ensemble dat repeteert in het zaaltje van het plaatselijke medisch-sociaal centrum. De dirigent, Monsieur Dubois, heeft duidelijk de wind eronder; hij is een broze tachtiger van de oude stempel en zijn belangrijkste wapen is gezag. Hij wordt dan ook met respect behandeld. Zijn repertoirekeuze is zeker smaakvol: klassieke stukken uit het standaardrepertoire worden afgewisseld met (bewerkingen van) Franse traditionele liederen. Maar het is toch even wennen, ook bij het standaardrepertoire. Zo zongen we een koraal van Bach op een heel andere, Franse tekst van drie coupletten, iets over vogels, bloemen en mensen. Dat is andere koek dan de Lutherse lading van het origineel. (Een advies: vraag in zo’n geval nooit of het ook in het Duits mag! Dat is hier zoiets als het ‘Mijn fiets terug’ bij ons, het ressentiment van verloren oorlogen). Die traditionele liederen zijn voor mij helemaal nieuw en sommige bepaald geestig. Zo is er een oud Bourgondisch lied dat oproept te strijden tegen de buitenlandse overheersers (andere Franse regio’s, Vlamingen, Hollanders) met als wervende tekst: Réveillez-vous Picards, Picards et Bourguignons! Onder de wapenen en vechten! Met een goede fles wijn onder handbereik. En dat dan in een behoorlijk hoog tempo zingen, dat is goed voor je Frans.

Maar het is, zo blijkt al gauw, het laatste seizoen bij het koor van deze Monsieur (zijn voornaam heb ik nooit gehoord, dat was niet zijn stijl). De ouderdom speelt hem parten, zijn geheugen laat hem steeds vaker in de steek, maar zijn gezag is nog onaantastbaar. Zijn afscheid werd gevierd met een concert in de plaatselijke kerk. Die zat vrijwel vol, want er is in deze streek altijd veel belangstelling voor concerten en zeker voor vocale muziek. Zingen in een koor is sterk in opkomst in Frankrijk.

De nieuwe man, Gaston, is een veertiger. Die is van een heel ander kaliber, moderner, hij bespeelt een instrument in een harmoniegezelschap, is actief in het jeugdwerk en doet ook aan toneel. Bovendien is hij eigenlijk biologisch groenteteler van beroep en actief als tuinman, onderhoudsman en wat al niet. Een beetje het type van een rommelaar, die de strakheid mist van zijn voorganger en die ook niet nastreeft. Iedereen heeft ineens een voornaam en de sfeer wordt meteen al een stuk losser. Gaston begeleidt het koor op een keyboard, zingt zelf niet onaardig de tenorpartij mee en knoeit wat met de akkoorden en het notenbeeld. Hij kiest ook andere muziek. Zo zien we ineens een vierstemmige bewerking van een chanson van Charles Aznavour (‘Emmenez-moi’) voor onze neus. Niet onaardig overigens maar te moeilijk voor dit gezelschap. Die fout zou Monsieur Dubois niet hebben gemaakt.

Het ensemble bestaat uit zo’n 30 leden, zoals overal ook hier overwegend vrouwen. Er zijn twee, maximaal drie tenoren aanwezig, niet zelden maar één; de bassectie is beter bezet. Noten lezen kan niet iedereen: vooral bij de vrouwen zijn er meerdere die alles op het gehoor moeten instuderen. Zoiets is natuurlijk niet bevorderlijk voor het tempo waarin kan worden gewerkt.
Men begint om 19.00 uur, dat is dus aansluitend aan de werkdag die, zoals bekend in Frankrijk om 19.00 uur eindigt. Het einde van de repetitie, om 21.00 is dus nog op tijd voor het diner, althans voor de Fransen, die erg laat eten ’s avonds. Dat verklaart voor een deel de afwezigheid van een gezellige nazit, waar wij in Nederland aan gewend zijn. Men gaat gewoon naar huis, eten, een bijeenkomst in een café is er niet bij (die Franse cafés, meestal door neonbuizen verlichte kale ruimten, nodigen daartoe ook niet echt uit). Daar moest ik wel even aan wennen. Als er al iets te vieren valt heeft dat plaats in een zaaltje in het ongezellige gebouw, een zogenaamde ‘pot d’amitié’ waarop naar keuze wijn of frisdrank wordt geschonken in een plastic bekertje.
Dat is wel even anders na een concert. Enkele dagen daarvoor verschijnt op het krijtbord een intekenlijst in twee kolommen: salé (hartig) en sucré (zoet). Je kiest voor een lekkernij die je wilt inbrengen, noteert dat op de lijst en zorgt voor een aardige balans tussen beide. De avond na het concert wordt zo, met een deel van het publiek, op gepaste wijze afgesloten. Vooral de vrouwen maken de heerlijkste dingen terwijl de mannen meestal zorgen voor de wijnen. We zijn niet voor niets in de Bourgogne!

Wat ik al vreesde gebeurt: Gaston jaagt met zijn slordige aanpak een deel van het koor tegen zich in het harnas, vooral de supporters van zijn voorganger, die diens gedegen methode van werken missen en steeds luider hun onvrede over de gang van zaken uiten. Dan blijkt óók op dit niveau de Franse handigheid in het politiek manoeuvreren. Het eindigt in een echte paleisrevolutie, telefoontjes gaan over en weer (zelfs ik word erin betrokken) en uiteindelijk wordt Gaston op een algemene ledenvergadering van het koor weggestemd. Niet zomaar even, bij handopsteken, maar met briefjes en handtekeningen in een soort stemhokje, alles onder toezicht. De resultaten werden geteld en luidop voorgelezen. Exit Gaston.

Een week later is er al een nieuwe dirigent, nauwelijks dertig schat ik. Opgeleid – naar eigen zeggen – aan een naburig conservatorium en dus een vakman, zij het zonder enige ervaring met koren en dat is te merken. Hij heet Raphaël, is broodmager en heeft het bleke uiterlijk van een gekweld artiest. Weer iemand met een heel andere aanpak. Voorspelen van de noten en voorzingen van een partij – bij deze groep vaak nodig – gaat hem niet gemakkelijk af en zijn slag is ook niet echt duidelijk. Al snel sluipt de twijfel in bij enkele koorleden. Een voorbeeld: op een avond verschijnt hij met een nieuwe alt, een oudere dame die zijn moeder had kunnen zijn. Dat is ze dan ook! Dat kan allemaal, maar bepaald pijnlijk wordt het als moeder en zoon met elkaar in discussie gaan over wat er in de muziek staat en hoe dat moet worden gezongen! Het einde komt snel: Raphaël valt door de mand als een handige man die geen diploma’s kan laten zien. De leiding van het koor zal voortaan strenger gaan controleren op papieren. (wordt vervolgd)

auteur: Anton Wesselingh