Ontrouw

Beste Ko, ik ben je een verklaring verschuldigd. Ja ik weet het, daarvoor is het rijkelijk laat, om precies te zijn 11 jaar te laat. Maar, beter laat dan nooit, nietwaar…

Misschien is het beter dat ik begin bij het begin, anders kunt u er niet dan met de grootste moeite een touw aan vast knopen. En het logische begin is de bekentenis dat ik een echt gewoontedier ben. Ik hoef niet zo nodig steeds andere zaken en andere mensen om mij heen. Ik houd er ook niet zo van voortdurend mijn beste beentje te moeten voorzetten bij een nieuwe kennismaking. Een vorm van luiheid of soms gewoon gebrek aan belangstelling. Het zij zo, ik voel me er prima bij. Het heeft stellig ook onhandige kanten. Zo heb ik jarenlang een stamkroegje gehad op ruim 50 kilometer van huis dat werd uitgebaat door Ome Ben die de uitsmijters bakte en Tante Mies die achter de tap stond als ze haar in een streng korset gesnoerde lijf niet aan de kaarttafel had aangeschoven. Een prima stel samen daar niet van, maar het café bood niets bijzonders, dus ik was eigenlijk gewoon te lui om uit te zien naar een even goed of misschien wel beter adres dichter bij huis voor een pilsje, een potje ouwehoeren en een partijtje biljart. En waar ik ook woonde in Nederland vóór mijn verhuizing naar Frankrijk, auto’s kocht ik steevast op een adres in Loosdrecht, waar ik ook consequent onderhoud liet uitvoeren. Zoals reeds gezegd onhandig, tijdrovend en dus kostbaar, maar wel prettig en vertrouwd en dat is mij veel waard.
Het meest opvallende aspect van mijn ‘afwijking’ was dat ik sinds de middelbare schooltijd, dat wil zeggen ongeveer 50 jaar, dezelfde kapper had, een goed en eerlijk adres in Utrecht. Of het ook een goede kapper was weet ik niet. Mijn hoofd leent zich nu eenmaal niet erg voor modieuze coiffures. Ook na de verhuizing naar Frankrijk, nu bijna 13 jaar geleden, liet ik aanvankelijk mijn hoofd alleen fatsoeneren op de Appelstraat in Utrecht. Dat was niet zo vreemd als het lijkt, nu ik dit opschrijf, want we trokken in die jaren toch al gauw zo’n vijf keer per jaar naar Nederland en vaker dan eenmaal per twee maanden ging ik toch al nooit onder het kappersmes. En als het soms echt nodig was dan beunhaasde ik zelf wat bij met de elektrische tondeuse. De laatste paar jaar, de ijdelheid ruim voorbij, doe ik niet anders. Nou, dan mis ik af en toe een plukje, oui, et… Maar, laat ik niet afdwalen.

Als ik mijn Utrechtse kapper belde voor een afspraak, hoefde ik tot mijn genoegen mijn naam nooit meer dan eenmaal te noemen en bij binnenkomst werd ik prettig en waardig begroet, nooit overdreven, precies goed. Ik nam altijd plaats in de stoel van Ko, een immer opgewekt mens. Terwijl hij vaardig zijn werk deed, vertelde Ko in sappig Utrechts zijn laatste komische of spannende ervaring, terwijl hij je trouwhartig aankeek in de spiegel. Ko kon zo prachtig en levendig verhalen dat ik op dat moment geen enkele twijfel koesterde aan zijn waarheidsliefde al wist ik later heel goed dat hij zijn verhaal had gekruid met een fikse portie fantasie.

Op het juiste moment werd het kopje koffie gebracht, waarbij beleefdheidshalve maar geheel overbodig werd gevraagd: “Nog steeds helemaal zwart meneer?” Een voortreffelijk adres kortom.
De aandachtige lezer voelt het drama naderen, onafwendbaar. Inderdaad, ik schaam mij nu, na 11 jaar, nog steeds een beetje om het te bekennen, ik ben toen mijn Utrechtse kapper ontrouw geworden. Er viel wel een verzachtende omstandigheid te noteren: mijn nieuwe, Franse kapsalon had uitsluitend vrouwelijke werknemers. Aanvankelijk hield ik mijzelf voor de gek door het gemak van het Franse adres dichtbij als argument voor mijn ontrouw aan te voeren. Maar na een paar behandelingen moest ik toegeven dat ik de verandering niet onplezierig vond. Het hing wel een beetje af van degene die mijn hoofd onderhanden nam, maar dat spreekt vanzelf.

Een van de dames had – volkomen onbewust – de rol van Ko overgenomen; zij vertelde ook allerlei verhalen. Zij was niet mijn favoriete. In de eerste plaats kon haar razendsnelle Frans op geen stukken na wedijveren met het vette Utrechts van Ko en bovendien had ik regelmatig moeite haar te volgen. En als ik de zaak verliet, realiseerde ik mij dat haar verhalen echt echt waren. In de tweede plaats waren de onderwerpen van Ko veel en veel boeiender.
De tweede, die ik er altijd van heb verdacht de bazin te zijn, was een knappe doch enigszins strenge vrouw. Niet onvriendelijk, dat niet, maar ze deed alleen haar werk, haren knippen en dat deed ze goed, verder geen gedoe, geen kletspraatjes en geen gezeur.
De derde deed Ko oneerlijke concurrentie aan. Wat ze ook droeg, een blouse of een T-shirt, het had altijd een heel kort mouwtje en een wijd armsgat. Ik negeerde dat, of althans, ik probeerde dat te doen.
Mijn favoriete was een grote, jonge vrouw, minstens een meter vijfenzeventig lang, donker haar, vriendelijke, bruine ogen. Zij kleedde zich decent, haar figuur liet ook niet veel mogelijkheden voor een wat ondeugender stoffering, vreesde ik. Maar ze had een mooie, levendige mond, met volle, zo te zien zachte lippen, altijd smaakvol bijgekleurd. Terwijl ze voor de eerste maal mijn dunner wordende haardos in model trachtte te brengen, concentreerde ik me op die mond, via de spiegel. Niet alleen als ze sprak bewogen de mooie lippen, maar ook als bijna ondersteuning van haar arbeid. Ze kauwde bijna onmerkbaar mee op het ritme van de schaar, zette de tanden op de onderlip bij het snoeien van het dwaze lokje op mijn voorhoofd, zoog haar bovenlip naar binnen toen ze de lijn boven een oor vastlegde en likte beide lippen glanzend vochtig bij het aanbrengen van de scheiding. Ik werd erdoor gebiologeerd. Nadat ze haar werkstuk bijna had voltooid nam ze een vervaarlijk uitziend scheermes ter hand waarmee ze vlotjes nog wat ongerechtigheden uit mijn nek verwijderde. Vervolgens nam ze even wat afstand en bekeek het geheel kritisch, waarbij ze de mooie lippen streng samenkneep. En toen, volkomen onverwacht, kwam het moment waarop Ko definitief verloor. Ze tuitte de lippen tot een fraaie rozet, boog zich voorover en naderde langzaam mijn hals. Heel even dacht ik echt dat ze… en vervolgens blies ze met een warme, droge adem zachtjes de haartjes uit mijn nek. Iedere keer als ik daarna bij haar in de stoel zat, leefde ik naar dat moment toe. Natuurlijk wist ik steeds wat er ging komen, maar toch…

Nou Ko, dat is het dan. Dat is waarom ik sinds eind 2006 opeens niet meer bij je in de stoel heb gezeten. Van een ding ben ik absoluut en volkomen zeker. Ko, jij begrijpt het. Als iemand begrip voor mijn ontrouw kan opbrengen ben jij dat wel. Tenslotte gingen bijna al je prachtige verhalen over vrouwen.

auteur: Henk van Grondelle