Marthe – Kenny – Ree

Het is alweer bijna zeven jaar geleden dat Marthe bij me kwam logeren, ik woonde toen nog in La Celle-en-Morvan. Marthe kende ik van de HBS in de jaren ’50 van de vorige eeuw. Die combinatie van drie letters zal jonge Nederlanders niet veel zeggen, maar ik vrees dat het merendeel van de abonnees van Bourgondische Zaken niet onder de categorie “jong” valt, dus nadere toelichting zal niet nodig zijn.

In die tijd deden de meeste meisjes op de middelbare school de talenkant, maar Marthe was een van de slechts drie meisjes in onze HBS-B klas, de wis- en natuurkunde kant dus. Zij was een vrolijke, sportieve en een beetje jongensachtige meid die spontaan in schaterlachen kon uitbarsten en die prachtig kon vloeken. Veel van haar mannelijke klasgenoten waren stiekem een beetje verliefd op haar, denk ik. Ik dus ook (dat “dus” is welbewust geplaatst in de tekst, u ziet maar wat u ervan denkt). Iedereen ging toen op de fiets naar school en ik moest een paar kilometer rijden vóór Marthe in de vroege ochtend mijn pad kruiste en heel vaak wachtte ik haar zo onopvallend mogelijk op. Ik heb haar heel wat kilometers uit de wind gehouden en ik mocht haar zelfs af en toe een duwtje geven, hoewel dat eigenlijk niet nodig was. Niettemin moest ik het afleggen tegen de aantrekkingskracht die ene Theo op de meisjes had en ik legde me daarbij neer. Theo was gezegend of opgezadeld met een mooie dubbele achternaam en hij kwam inderdaad uit een familie van enig aanzien, hoewel hij daar nooit mee schermde en het had voor Marthe ook geen bijzondere betekenis.
Veel later hoorde ik dat de ouders van Theo het meisje toch niet helemaal geschikt achtten voor een plekje in de familie. Wat Theo daarvan dacht weet ik niet.

Marthe werd fysiotherapeute, echt een vak voor haar en zo ongeveer een halve eeuw geleden heeft ze me nog eens behandeld voor lage rugklachten en met succes. Maar dat was op geen stukken na voldoende om een band te schapen tussen ons en al spoedig verloor ik haar uit het oog en bijgevolg ook uit het hart, zo u weet. Wel hoorde ik nog dat ze was getrouwd met een voor mij onbekende man en dat ze moeder was geworden van twee kinderen.
Ik was alweer een tijdje weduwnaar en ik was inmiddels zo ver dat ik mijn gedachten af en toe eens liet gaan over jongedames van wie ik kon vermoeden dat ze “zu haben waren”. Geen idee meer van wie ik het hoorde, maar mij kwam ter ore dat de man van Marthe een paar jaar geleden overleden was. U weet dat oude liefde niet roest en ik ging op zoek naar Marthe met uiteindelijk als resultaat dat ze een weekje bij me zou komen logeren.
Het werd niet echt een succes. Ook geen drama, dat zeker niet en we hebben best ook plezier gehad samen, maar toch was het niet helemaal zoals ik had gehoopt. Ik zei onlangs eens in gezelschap dat ik de makkelijkste man ter wereld was en toen viel er een paar seconden een pijnlijke stilte. Het kan dus zeker ook aan mij hebben gelegen dat de logeerpartij niet heeft geleid tot een spontane polonaise, maar ik vond dat het leven haar nogal zuur had gemaakt en dat was het laatste dat ik had verwacht van die vrolijke spring-in-het-veld die ze vroeger was.
Vloeken kon ze nog steeds heel fraai, dat wel.
Toen ze de gelegenheid kreeg om met iemand mee te rijden, terug naar Nederland, vonden we
dat beiden een goede oplossing en dus vertrok ze op een zonnige zondagmorgen, mij in La Celle achterlatend met gemengde gevoelens. Teleurstelling en opluchting streden met elkaar om de hoogste trede op het podium.
In zo’n situatie kun je het beste iets dóén, denk ik. Bij de pakken neerzitten levert niets op en is zeker niet goed voor je zelfrespect. Dus ruimde ik het huis aan kant, maakte de keuken eens grondig schoon, stopte lakens en slopen in de wasmachine en deed nog meer van dat soort hoogst belangwekkende zaken. Heel nuttig allemaal, maar het bracht niet de gewenste rust in het hoofd. De verleiding is dan groot om een heel klein glaasje in te schenken, eentje maar of eigenlijk niet meer dan een halfje. Maar heel soms ben ik sterk genoeg om dat niet te doen, wetend dat de dag dan verder gegarandeerd in de soep loopt. Wat dan nog rest, althans voor mij, is een pittige fietstocht, maar daarvoor kon ik die dag niet de moed opbrengen. Ook muziek waarbij ik lekker mee kan blèren, kan de gedachten wel eens verzetten. De eerste de beste cd die ik zag was er een van Kenny Rogers, van wie ik een fan ben. En de eerste song was meteen raak, hoewel de tekst ervan jammer genoeg op geen enkele wijze verband hield met de situatie. U kent het in de uitvoering van André Hazes met de titel “Zij gelooft in mij”, een prachtig en heel sterk nummer. Maar hoewel Hazes er in zingt “ik schrijf mijn eigen lied” is dit toch niet meer dan een fraaie, vertaalde cover van Kenny Rogers’ “She believes in me”.
De garde waarmee ik de omelet had geklopt die Marthe zou aantreffen op het broodje voor onderweg, was de microfoon en op de veranda voor het huis zat het publiek dat ik luidkeels mee zingend tegemoet danste met de volumeknop op stand 10: “… She believes in me, I’ll never know just what she sees in me …”. Niets dus, maar ìk zag wel iets bijzonders. Op het grasveld, nog geen tien meter voor het huis, stond een reebok kalmpjes te grazen, ook een fan van Kenny Rogers, want het was absoluut onmogelijk dat hij de muziek niet hoorde. Ik zocht en vond het fototoestel en sloop door de voordeur de veranda op, maakte gauw een paar foto’s tussen de houten spijlen door, bang dat hij zou vluchten zodra hij me zag, maar dat kwam niet in zijn koppie op. Een ware fan vertrekt niet vóór het einde van zijn favoriete nummer. Ik kon rustig dichterbij komen, schoot nog een paar foto’s van het mooie dier dat zonder vrees naar mij keek en nog even een paar hapjes gras nam toen Kenny zong “I stumble to the kitchen for a bite”. Toen liep hij heel bedaard weg, stopte nog even om rustig om te kijken, merkte dat het lied uit was en verdween tussen het groen.
Zo eindigde een ochtend die zo treurig was begonnen, toch nog mooier dan ik voor mogelijk had gehouden.

auteur: Henk van Grondelle